Tags
‘Bij mist moet ik aan Jeruzalem denken’ zei mijn zoon. We fietsten die dag naar school en het was behoorlijk mistig die ochtend. Ik begreep de link niet goed tussen Jeruzalem en mist en vroeg hem om uitleg. ‘Nou’ zei hij ‘ik heb een keer gelezen dat Jeruzalem hemels wit is’.
Facebook toonde me deze week dit gesprek van tien jaar geleden als herinnering. Het leverde een glimlach bij me op. Ik zag ons samen fietsen, op weg naar school. Lag mijn hand op zijn schouder?
Ik weet niet goed waar hij dat ooit gelezen heeft. Ik vul in dat deze beschrijving van Jeruzalem slaat op het nieuwe Jeruzalem, oftewel de nieuwe hemel en aarde. De plek waar we mogen zijn na Jezus’ wederkomst. Een plek waar geen pijn meer zal zijn, geen oorlog, geen verdriet, geen rouw en geen ziekte.
Bij mist denk ik niet aan die nieuwe hemel en aarde. In de mist word je meer teruggeworpen op jezelf en raak je de verbinding met je omgeving kwijt. In de mist is de weg niet goed zichtbaar en mis je een horizon. In veel levens van mensen om me heen is er mist. In zoveel verhalen proef ik eenzaamheid, de zorgen, pijn en rouw. Er is zoveel verdriet dat mensen met zich meedragen. Zoveel mensen zijn op zoek, of worstelen met gedachten en gevoelens. Zoveel worstelingen ook met het geloof. Ik herken het net zo goed bij mezelf. ‘God waar ben je?’ ik zeg het geregeld, al weet ik wel dat Hij er is. Soms wil je Hem zo zichtbaar en tastbaar in je leven ervaren. In de mist vervagen de beelden, ben je zoekende met je vragen.
‘Bij mist denk ik aan Jeruzalem’ het zou een mooie aanmoediging zijn als je in de mist denkt aan de horizon die erachter schuilgaat. Dat het vertrouwen er mag zijn dat er perspectief is, een toekomst zonder gebrokenheid, zonder lijden. Het is bijzonder en waardevol als dat troostend en bemoedigend is, maar zo werkt het niet altijd. Hoe waar ook, in het middelpunt van de pijn lijkt dat vooruitzicht niet altijd verzachtend te werken. Het neemt je angst, je verdriet, je zorgen en je verdriet waar je vandaag mee bezig bent niet altijd weg.
De uitspraak van mijn zoon is een mooie herinnering. Ik was het gesprek vergeten en deze week hechtte het zich in mijn gedachten. Niet alleen zijn woorden, maar vooral het beeld van mijn zoon en mij, fietsend door de mist. Mijn hand op zijn schouder, zou ik dat gedaan hebben? Ik weet het niet, ik kan het me zo voorstellen dat die hand daar lag.
Zo stelde ik me Gods hand voor, op de schouders van mensen die worstelen in de mist. Ik probeerde me Gods hand voor te stellen op mijn eigen schouder. Dat beeld raakte me, als een verlangen naar geborgenheid en nabijheid.
‘Wil je de hand op mijn schouder zijn als het mistig is? In mijn gedachten en in mijn leven? Wil je de hand zijn op de schouders van anderen, die dat zo goed kunnen gebruiken? Wil jij naast ons staan in de mist? In al die kleine waterdruppels die ons als mist omhullen, schijnt dan toch iets door van dat nieuwe Jeruzalem. Hemels wit.’